Tax Shelter 2.0
Sinds 2002 is er in België een tax shelter-wetgeving in voege. Het succes van deze maatregel heeft ervoor gezorgd dat de audiovisuele sector in ons land de laatste jaren sterk gegroeid is. Getuige daarvan zijn onder andere de internationale belangstelling voor onze Belgische films en de talloze televisieseries van eigen bodem. Sindsdien is al wel hier en daar wat aan geschaafd, maar nu is er een echte update!
Historiek
In de loop van 2013 zijn er vooral vanuit de sector zelf misbruiken en ontsporingen gesignaleerd. Deze hadden betrekking op twee elementen. Vooreerst is er in de loop van de jaren tussen de verschillende aanbieders op de markt een concurrentiestrijd ontstaan om investeerders aan te trekken, waardoor er steeds maar hogere rendementen werden beloofd. Ten tweede werden ook steeds meer tussenpersonen ingeschakeld. Uiteindelijk ging dit ten koste van de productiehuizen zelf die minder gelden konden spenderen aan de eigenlijke productie. Eind 2013 werd in de media zelf gewag gemaakt van bepaalde spelers die in financiële problemen kwamen omdat ze de beloofde rendementen niet zouden kunnen waarmaken…. Hiermee was het spreekwoordelijke hek volledig van de dam.
Gegeven het belang van de audiovisuele industrie in België en gegeven het feit dat ook de politieke wil om de tewerkstelling in deze sector te behouden, bestond, werden een aantal hoorzittingen in kamer en senaat gehouden. Hieruit bleek volgens verscheidene sprekers dat de oorzaak van die te hoge rendementen en de daarmee gepaard gaande negatieve gevolgen voor de te financieren projecten, hoofdzakelijk te wijten was aan het feit dat de investeerder rechten verkreeg op de film. De hervorming van de tax shelter wetgeving, is voornamelijk op deze premisse gestoeld.
Reeds in juli 2013, werd gedeeltelijk tegemoet gekomen aan deze problemen door de invoering van een beperking van het rendement van het vast terugbetaalbare gedeelte op de rechten. Dit rendement werd beperkt tot de Euribor op 12 maanden, verhoogd met 300 basispunten.
Op 27 mei 2014, werd de wet tot wijziging van art. 194 ter van het WIB 92 betreffende het tax shelterstelsel ten gunste van audiovisueel werk definitief gepubliceerd. De wet gaat echter slechts in voege op de eerste dag van de tweede maand nadat de Europese commissie deze heeft goedgekeurd. Tot zolang kunnen we nog de oude regeling toepassen.
Hoe ziet het tax shelter regime van de toekomst er uit … is het een ‘nouveau Grand Cru arrivé’ of gewoon ‘revisited’?
De belangrijkste nieuwigheid bestaat er in, zoals hierboven reeds aangegeven, dat de investeerder geen rechten meer koopt. Ook de lening wordt geannuleerd. Wat overblijft, is de aankoop van een fiscaal voordeel, een soort fiscale aflaten in ruil voor een investering in de audiovisuele sector.
De investeerder (vennootschap of Belgische vestiging van buitenlandse vennootschap) krijgt in ruil voor de betaalde sommen een voorlopige fiscale vrijstelling van 310% van de gestorte sommen. Deze vrijstelling wordt op dezelfde manier bekomen als vroeger (via aanleg van de belastingvrije reserve) en is onderworpen aan dezelfde beperkingen als vroeger (maximum 750.000 EUR, maximum de helft van de totale belastbaar gereserveerde winst voor aanleg "belastingvrije tax shelter reserve"). Deze voorlopige vrijstelling wordt beperkt tot 150% van de verwachte fiscale waarde van het tax shelter attest. Gezien deze fiscale waarde pas achteraf gekend is, weet de investeerder niet op voorhand hoe groot zijn vrijstelling zal bedragen. De aanbieders van de tax shelter (productievennootschappen of tussenpersonen) zullen er dus goed aan doen de fiscale waarde op voorhand goed te ramen en desnoods een garantie te verlenen aan de investeerders om zekerheid te bekomen (zie ook hierna).
Laat ons even een voorbeeld nemen, om deze eerste belangrijke wijziging te illustreren.
Een vennootschap investeert in 2015 een som van 100.000 EUR in tax shelter. Zij zal een voorlopige vrijstelling genieten van 310% of 310.000 EUR, wat leidt tot een belastingbesparing van 105.370 EUR. Een rendement dus van 5,37 %. Deze besparing wordt slechts definitief indien deze vrijstelling niet hoger is dan 150% dan de fiscale waarde. De fiscale waarde dient door de aanbieder via een fiscaal attest te worden afgeleverd aan de investeerder. Deze moet hier dus 206.666,67 EUR bedragen.[1]
Hetgeen hierboven beschreven staat kan slechts duidelijk worden indien we weten wat die fiscale waarde precies betekent en hoe ze kan gerealiseerd worden.
Een tweede belangrijk luik in de nieuwe wetgeving vormt dan ook een aantal regels waaraan de productievennootschappen zelf moeten voldoen en die vooral te maken hebben met de kwalificerende productie-uitgaven. Kernidee is dat de kwalificerende uitgaven een duurzame bijdrage moeten leveren aan de ontwikkeling en de realisatie van audiovisueel werk in België.
Deze uitgaven omvatten zowel de rechtstreekse als onrechtstreekse productiekosten. Hiervan kan een maximaal tax shelter attest van 70% worden toegekend. 90% van die 70% (dus 63% van de kwalificerende uitgaven) dienen uitgaven te zijn in België. De Belgische uitgaven dienen op hun beurt minimaal voor 70% te bestaan uit uitgaven die rechtstreeks verbonden[2]zijn met de productie. Het is deze 70%, die als ze niet zou gehaald worden, er voor zorgt dat het attest van de fiscale waarde proportioneel met het tekort kan verminderd worden.
Laat ons ook dit verduidelijken met een verdere uitwerking van ons voorbeeld.
De productievennootschap waarin de onderneming heeft geïnvesteerd, maakt voor haar recente Vlaamse serie 1.300.000 EUR aan kwalificerende productie- en exploitatiekosten. 1.000.000 EUR daarvan worden uitgegeven in België, waarvan 630.000 EUR kan toegewezen worden aan directe productiekosten. De fiscale waarde van het tax shelter attest bedraagt maximaal 70% van de totale uitgaven of 910.000 EUR. Er dienen echter minimaal voor 70% of 700.000 EUR Belgische uitgaven te zijn die betrekking hebben op directe productiekosten, maar er zijn er maar 630.000 EUR. De fiscale waarde (910.000 EUR) dient dus herleid te worden naar 63/70sten of 819.000 EUR. Dit kan als gevolg hebben dat de productievennootschap onvoldoende fiscale waarde kan afleveren en dat de voorlopige vrijstelling van 310.000 EUR voor onze vennootschap verhoudingsgewijs herleid moet worden.
Twee opmerkingen met betrekking tot dit voorbeeld.
Ten eerste is het zo dat de wetgever toelaat dat de productievennootschap een verzekering kan aanbieden tegen het risico van onvoldoende fiscale waarde. Op deze wijze zal ze de investeerder ook op voorhand zekerheid kunnen geven over het bedrag van het fiscaal voordeel. Indien immers de fiscale waarde van 206.666,67 EUR niet behaald wordt, dient de vrijgestelde reserve (proportioneel) te worden teruggenomen en dient er bovendien een interest op betaald te worden. De schade is dus dubbel.
Ten tweede zijn er ook interesten te verdienen door de investeerder. Het is immers zo dat na de ondertekening van het raamcontract, de productiemaatschappij 18 maand de tijd heeft om de nodige uitgaven te doen ter realisatie van het audiovisueel werk. Als vergoeding voor de voorfinanciering , terwijl er nog geen zekerheid is over het effectieve fiscaal voordeel, kan de producent aan de investeerder een som toekennen berekend op basis van de gestorte bedragen (maximum gedurende 18 maanden of tot aan de aflevering van het attest ). Deze rente is beperkt tot "de EURIBOR op 12 maanden + 450 basispunten ". Het betreft de Euribor van de laatste dag van elke maand van het kalenderjaar dat voorafgaat aan de betaling.
Tot slot zijn er een hele boel nieuwe maatregelen ingebouwd om verdere (vermeende) misbruiken in te perken. Nieuw is bijvoorbeeld dat de producenten en tussenpersonen erkend moeten worden door de minister van financiën, en dat ze een door de FSMA goedgekeurde prospectus moeten kunnen voorleggen, indien ze hun aanbod op grote schaal wensen aan te bieden. De idee hierachter is immers dat deze instellingen beroep doen op de openbare kapitaalmarkten om gelden in te zamelen. Per audiovisueel werk kan niet meer dan 15.000.000 EUR aan attesten uitgeschreven worden. Elke raamovereenkomst dient vanaf nu ook binnen de maand na ondertekening te worden aangemeld bij de FOD financiën. De investeerders mogen bovendien geen andere voordelen ontvangen en hun kosten en uitgaven gedaan om de tax shelter af te sluiten zijn fiscaal niet aftrekbaar.
Is het nieuwe systeem voordeliger ?
Het leidt geen twijfel dat de rendementen, die de investeerder-vennootschap in het verleden kon behalen, door de nieuwe regeling verder afbrokkelen, maar dat dit anderzijds de producenten en daarmee ook de hele Belgische audiovisuele sector ten goede zal komen en zal toelaten het systeem te behouden op een duurzame wijze.
De nieuwe regeling heeft vooreerst het voordeel dat het aanbod voor de belastingplichtige eenvoudiger te beoordelen valt. Het opbod van rendementen (waarbij dikwijls het bos niet meer door de bomen kon gezien worden) en de berichtgeving over malafide aanbieders, hebben het laatste jaar immers ook heel wat bedrijven afgeschrikt om in te stappen.
Het grote voordeel van het nieuw systeem, bestaat ons inzien hierin dat de geldelijke investering (cash out) beperkt blijft. Waar vroeger, om een fiscaal voordeel te behalen van 51, een inleg nodig was van 100, is er nu slechts een inleg nodig van 48,39![3] Er is dus een ernstig cashvoordeel.
Bijkomend verdwijnt de onzekerheid van termijnen van terugbetaling voor lening en gedeelte van de vaste rechten. Ook op dit vlak wordt het product eenvoudiger gemaakt.
Tot slot leert een eenvoudige rekensom dat ook het nieuwe tax shelter systeem een rendabele investering is. Een inleg van 48,39 resulteert immers in een belastingbesparing van 51 of 5,39 %. Bovendien kan men bovenop nog een interest ontvangen. Voor een relatief risicoloze investering is dit vandaag een prachtig rendement.
[1] 310.000 = 150% X 206.666,67 EUR [2] De huidige wetgeving geeft een concrete opsomming van wat bedoeld wordt met rechtsreeks verbonden [3] 48,39 X 310 % X 33,99% = 51
|